Vroeger las ik vaak boeken, en als ik het woord ‘stoïcijns’ tegenkwam voelde ik daar altijd een negatieve bijsmaak aan. Het had voor mij iets onverschilligs. Als je iets op een stoïcijnse manier zegt, boeit het je allemaal niet zoveel. Dat stoïcisme ook een manier kan zijn om je leven makkelijker te maken, had ik nooit bedacht. Tot ik een paar weken geleden meer begon te lezen over de ‘stoic philosophy’. Ik luisterde podcasts, spitte artikelen door en kwam stoïcisme vaker tegen. Niet als een onverschillige, maar juist als krachtige en weerbare levenshouding. Eentje die me best wel eens zou kunnen hebben wat minder fucks te geven.
Because it’s true. Ik geef vaak te veel fucks. Om wat anderen denken van mijn truitje, of ik wel het juiste heb gezegd, of anderen mij niet saai vinden als ik de zaterdagavond liever thuis met een boek besteed dan in de kroeg. Een groot deel van de dag besteedde ik, vooral op de middelbare school, aan het vergelijken van mij en de norm waaraan ik zou moeten voldoen. Dit is erg uitputtend, en vaak maakte het me ook chagrijnig en onzeker.
Het kon mijn dag beheersen als ik een snauw van een klasgenootje had gekregen, of via-via hoorde dat die-en- die mij maar een beetje raar vond. Daarbij hing ik ook veel waarde aan complimentjes van anderen, al was ik die dan weer veel sneller vergeten dan de negatieve opmerkingen. Maar niet alleen andere mensen, ook weersomstandigheden, het humeur waarmee ik wakker werd, de hoeveelheid schoolwerk die ik moest doen: alles kon me van de kaart brengen. En nog steeds wel een beetje. Maar minder. Door een stoïcijnse blik te werpen op de zaken om me heen.
Stoï… wat?
Het stoïcisme is een filosofische levenshouding die stamt uit circa 300 v.C., met als een van de grootste uitdragers de schrijver Seneca. Deze filosofie zou de ultieme weg naar geluk moeten zijn, omdat het zich baseert op het idee dat de mens op emotioneel vlak boven alle gebeurtenissen moet staan. Klinkt vaag. Een voorbeeld:
Je krijgt bijvoorbeeld een duw van iemand in de winkel. De fysieke gevolgen van die duw (je bent even uit balans en misschien voel je een beetje pijn) linken we gelijk met een emotie: verdriet en boosheid. Je voelt je beledigd: hoe durft diegene mij omver te duwen? Of andersom: je krijgt een knuffel. De stofjes die vrijkomen bij deze knuffel, onder andere oxytocine, zorgen ervoor dat wij de knuffel linken aan ‘goed’ en ‘fijn’ en zorgt ervoor dat we ons blij voelen. Volgens het stoïcisme gebeurt de lichamelijke reactie natuurlijk, maar is het onze keuze geweest om hier een label van ‘goed’ of ‘slecht’ aan te hangen.
Doordat we constant alle gebeurtenissen in onze leven in een hokje stoppen en onze gedachten geloven, worden we een speelbal van onze emoties.
Volgens het stoïcisme is het juist wenselijk om rationeel te kijken wat er echt aan de hand is (iemand gaf me een duw) en hier vervolgens geen verhaal bij te verzinnen (iemand gaf me een duw, en dat is een rotstreek en hij is een lul). Juist dat verhaal zorgt voor een vervelend gevoel, terwijl we ervoor kunnen kiezen om die reactie achterwege te laten. Als je dat kunt doen, kom je erachter dat niets goed of slecht is. Iets ‘is’ er gewoon. Bovendien stelt het stoïsme dat alles al voorbestemd is, en je geen invloed kunt uitoefenen op de toekomst. Daarom kun je het maar beter accepteren: het is de minst pijnlijke en meest prettige manier van leven.
Dus in de praktijk?
Eigenlijk komt het dus neer op het mooie gezegde: “Je kunt niet kiezen wat er gebeurt in je leven, maar wel hoe je ermee omgaat.” Inderdaad. Je kunt ervoor kiezen je geluksgevoel af te laten hangen van externe factoren (geld, hoe anderen zich opstellen naar jou, de smaak van je eten in een restaurant, het weer), maar hiermee stel je jezelf heel kwetsbaar op en bovendien is alles in de wereld zo veranderlijk als wat. Daarom kun je beter je geluk en kalmte uit jezelf halen. Door het zelf te maken.
De verantwoordelijkheid bij jezelf te leggen is misschien eng in het begin, maar na een tijdje merk je dat je best tegen een stootje kunt en dat alles prettiger is voor jezelf als jezelf niet zo snel op de kast laat jagen. ‘Oké, de trein heeft tien minuten vertraging. Ach, wat is het ergste dat er kan gebeuren? Dat ik wat later in de les ben en misschien de eerste paar minuten mis? Ik overleef het wel.’ Maar het stoïcisme zou je ook toe kunnen passen op grotere teleurstellingen, zoals een mislukte sollicitatie, ontslag of een ruzie met een goede vriend(in). Dus niet: ‘Ik ben ontslagen en dat is verschrikkelijk, want dit was de beste baan die ik ooit zal krijgen en nu krijg ik nooit meer een baantje zoals deze.’ In plaats daarvan kun je even diep in-en uitademen en het stoïcisme toepassen: ‘Oké, ik ben ontslagen. Dat is alles wat er is gebeurd, dit is niet goed en niet slecht. Nu kan ik kijken naar wat ik nu wil en kan gaan doen.’
Het zal aan het begin wat tegennatuurlijk voelen, omdat we aangeleerd hebben dat we overal een labeltje aan moeten plakken. Toch zal je snel merken dat het enorm helpt voor je gemoedsrust door niet alles op te blazen tot iets groters. Je zal het veel sneller kunnen accepteren en kunnen focussen in het hier en nu: wat kun je nu doen om jezelf weer vooruit te helpen?
En nu?
Ik heb geen aspiraties om als een en al stoïcisme door het leven te zweven, overal minzaam op te glimlachen alsof het me niets doet. Natuurlijk reageer ik soms nog snibbig op anderen als ik me niet goed voel, of neem ik juist opmerkingen van anderen iets te serieus. Maar ik probeer me bewust te zijn van de grote rol die mijn eigen reactie heeft op het geheel.
Bovendien lijkt het me niets om ook blije gevoelens los te koppelen van gebeurtenissen: het kleurt het leven om van sommige dingen gewoonweg blij te worden. Toch probeer ik me te realiseren dat deze blijheid niet afhankelijk is van de gebeurtenis, maar slechts veroorzaakt wordt door mijn eigen keuze om blij te zijn. En zo kom ik elke dag ietsje verder. Mijn doel? Ook mijn kalmte bewaren als ik mijn heup met een rotvaart tegen de tafelpunt stoot.